C’est un beau roman, c’est une belle histoire…
C’est une romance d’aujourd’hu
Ik ben getrouwd, met de leukste en mooiste vrouw ter wereld uiteraard. Maar ik schreef getrouwd cursief, omdat het misschien niet helemaal is wat jij denkt.
In het begin van mijn relatie met de meisje voelde het alsof onze liefde geheim moest blijven. Ik snapte best dat het even wennen was voor een Marokkaanse familie, dat een van de dochters verliefd was geworden op een ongelovige Hollander. Mijn hart stond open, mijn armen ook. Maar de ouders van Amoorah wilden me niet ontmoeten. Ik heb nog de beelden dat ik haar met de auto naar haar ouders bracht, en dat ik dan een straat verderop parkeerde, zodat niemand zag dat ze met mij was. Haar ouders hadden niks tegen mij persoonlijk, al voelde het wel zo. Ze wilden wat het beste was voor hun dochter: namelijk dat we zouden trouwen en dat ik me zou bekeren.
Ik respecteer haar geloof (ze wordt er een leuker mens door) en zij respecteert mijn gebrek aan geloof. Ik heb altijd gezegd dat ik me niet voor de schijn zou bekeren. Dat zou ik een leugen tegen mezelf vinden. En als ik toch zou zeggen: “Ja joh, ik doe wel alsof ik geloof,” zou dat ook geen recht doen aan Amoorah: iets wat waardevol voor haar is, wordt besmeurd met gemakzucht en een leugen.
Het heeft Amoorah zes jaar gekost om haar ouders ervan te overtuigen dat ik oké was. Dat ik geen bedreiging was voor Amoorah; dat ik haar niet van haar geloof wilde brengen. Ze gebruikte lieve kleine white lies. Als ik een klein cadeautje voor haar had meegenomen, gaf ze dat door aan haar ouders met de boodschap: “Kijk, van Paul, voor jullie. Lief hè?” En hadden haar ouders uitgebreid gekookt, dan nam ze daar wat van mee en zei: “Alsjeblieft, met de vriendelijke groeten van mijn ouders.” Had ik al gezegd dat mijn mevrouw de liefste mevrouw is?
Ongeveer een jaar geleden zeiden de ouders van Amoorah dat ze het niet meer nodig vonden dat ik me bekeerde. Wat daaraan vooraf was gegaan, weet ik niet. Er kwam steeds meer toenadering. Op 14 februari van dit jaar (Valentijnsdag, heel scherp van je) nam Amoorah me mee naar de meest romantische theatervoorstelling denkbaar: Ja, van Nasrdin Dchar. Het gaat over trouwen, tussen een Marokkaan (hij) en een Brabantse (Amy). Dus dit stuk ging eigenlijk gewoon over ons. Ik besloot dat dit de perfecte gelegenheid was om eindelijk onze ouders aan elkaar voor te stellen. Ik kocht zes kaarten voor de voorstelling in Zoetermeer en nodigde iedereen uit. Onze ouders ontmoetten elkaar en het was hartverwarmend. Er gebeurde iets geweldigs. Amoorah’s moeder nam me apart en zei: “Sorry, Paul. Sorry dat het zo lang heeft geduurd. Maar we willen je welkom heten in ons hart en ons huis.” ‘Marhaban’, het woord echoot nu nog na. Alles is vergeven.
Maar ze zouden nog wel graag zien dat we zouden trouwen. Oké. We hebben allerlei redenen om nog niet voor de wet te trouwen. Ik had geen bezwaar tegen een andersoortige verbintenis. Amoorah ging op zoek naar een manier voor een islamitisch huwelijk, wat niet zo makkelijk bleek. Nou ja, het is makkelijk als je zwartwit denkt. Als je denkt dat Paul zich wel even zou bekeren, bijvoorbeeld. Amoorah deed navraag bij heel veel vrienden en vriendinnen hoe zij het zouden aanpakken.
De tijd drong. Ondertussen bleken de ouders van Amoorah beiden ziek. Slopende ziektes, zonder vooruitzicht op herstel. Niet lang na de ontmoeting in het theater overleed de broer van haar vader. Hij zou begraven worden in Marokko. De ouders kochten een ticket, maar geen retourtje. Ze hadden besloten dat ze hun laatste dagen in Marokko zouden doorbrengen. De tijd drong nu nog meer. Ik was nog nooit in Marokko geweest. Amoorah vroeg me mee en we vlogen in juli naar Marrakesh. Ondertussen was ze bezig geweest met de mogelijkheid om daar te trouwen, bijvoorbeeld via een lokale imam en 12 getuigen. Maar toen we aankwamen bleek dat lastiger dan gedacht. Geen imam die een ongelovige wilde trouwen en 12 getuigen zouden er alleen komen als we ze stuk voor stuk zouden betalen.
Op de dinsdagavond gingen we uit eten bij een Italiaan in Rabat. We kletsten wat over koetjes en kalfjes totdat ik vond dat het tijd was dat ik de Vraag zou stellen. Ik vroeg: “Vertrouwen jullie er op dat we goed voor elkaar zullen zorgen? Vertrouwen jullie er op dat ik goed voor jullie dochter zal zorgen? Vinden jullie het goed dat ik trouw met jullie dochter?”
Haar vader keek me vriendelijk aan en zei: “Ja, waarom niet?”
In de auto terug naar huis ging de conversatie weer verder in het Arabisch, dus ik begreep er niks van. Amoorah vertelde me thuis dat haar vader had aangeboden om ons in te zegenen. “Maar is dat een geldig islamitisch huwelijk?” vroeg ik.
“Ja, dat is geldig omdat mijn vader de zegen geeft. En we moeten daarna aan iedereen bekend maken dat we getrouwd zijn.”
“Oké, en wanneer gaan we trouwen?”
“Morgenochtend vroeg, na het ochtendgebed.”
Dus ‘s ochtends vroeg om vijf uur zat ik met een verkreukeld slaaphoofd naast Amoorah, terwijl haar vader gebeden uitsprak. We schoven elkaar ringen om die we gekocht hadden in Marrakesh. Daarna stapten we in de auto en hebben onze huwelijksnacht gevierd in Essaouira.
Dus wij zijn getrouwd. Maar niet zoals je denkt.
(dit stuk verscheen oorspronkelijk op Hoe Mannen Denken en het is onderdeel van een tweeluik. Amoorah schreef: Twee geloven op een kussen)